Hoewel ik geen sjekel heb om mijn kale reet mee te krabben en ik Nederland het liefst voor eeuwig alsook voor altijd ver achter mij wil laten, pendel ik toch met onregelmatige regelmaat terug naar het vaderland, louter voor de liefde, een niet te versmaden hartstocht die mij vanuit mijn kleine Alpendorpje dwars door Duitsland voert, ter linkerzijde immer het Adelaarsnest passerend net wanneer ik juist de grens ben overgestoken.
U weet wel, dat nest wat ooit de de hang-out van ome Dolf was, de mancave waar hij en de zijnen bruine bonen schotels vraten en schnaps atten. Mocht u dit nog niet weten: Hitler vrat de ganse dag bruine bonen en u kunt zich voorstellen wat dat doet met het darmstelsel en nu wil ik niet de complotwappie uit gaan hangen, maar geïrriteerde darmen kunnen voor heel veel frictie zorgen en dat heeft toch enig effect op je dagelijkse handel en wandel, zeker als je belangrijke beslissingen moet nemen voor zo’n Duizendjarig Rijk, ik bedoel maar, Frenske Rimmermans met zijn dikke pens is ook de totale waanzin voorbij; vraatzucht is killing.
Enfin, ook nu weer heb ik mijn biezen gepakt, voor een vluchtig bezoek aan de muze en haar kompanen. De tijden dat ik nergens naar binnen mocht omdat ik als een ongevaccineerde melaatse werd bestempeld, zijn hemeltje-zij-dank vooralsnog voorbij, dus pak ik deze herwonnen vrijheid met mijn hele lichaam aan en rij ik dat teffes end niet in ene, maar met een tussenstop.
Ik probeer die tussenstops enigszins af te wisselen, want als onbeschaamd liefhebber van de zelfkant van de maatschappij én enorme liefhebber van het hotelleven, boek ik de ene keer een mooi hotel in het centrum van Wurzburg waar ik dan ga eten bij de Libiër aan de overkant van het hotel, waar ik een kilo falafel met pita en salade en thee of bier bestel, want dat mag daar gewoon, en voor een tientje en een beetje sta je heerlijk volgevreten weer buiten, of ik klap een pizzaatje langs de oevers van de Main waar ik mij nestel tussen de linkse meisjes waar Wurzburg om bekend staat, want het is net de UvA, of de Nijmeegse binnenstad, waar allemaal Hannah Prinsesjes rond hobbelen die de wereld gaan redden en ik heb tattoeaazjies en ik glimlach vriendelijk dus voor je het weet heb je een geanimeerd gesprek over dat dekselse stikstof en de andere keer boek ik iets zo goedkoop mogelijks langs de Autobahn.
Nu ben ik als senior millennial eigenlijk bijna een boomer en heb ik de behoefte om zoveel mogelijk goeds te doen allang niet meer. De wereld draait toch wel door, maar die roomblanke linkse gymnasiummeisjes met Messias-comlex zijn leuke schepsels om naar te kijken. O ja, een beetje seksisme is mij ook niet vreemd, kom op zeg.
Hoe dan ook, die afwisseling van tussenstops bracht me een van de laatste keren in een aftands hotel ergens op een industrieterrein waar op de parkeerplaats de huisdealer zijn zakkies sos aan de lopende band verkocht aan voorbij racende getunede Volkswagens met daarin jongelingen van net 18.
De kamer was een hok van rottend spaanplaat, het matras was dunner dan een yogamatje en de vlooien sprongen je nog net niet in de onderpur.
Het was een dolle nacht, maar ik heb ‘m niet volbracht, want ik werd gek van de teringherrie, de vlooien, het gegil en ik vermoed zomaar het gepof van een afrekening in het criminele circuit.
En om terug te keren naar het heden, vandaag daal ik neder in Aschaffenburg. Ik ga de feiten niet doodchecken want het zal vast een schitterende stad zijn met een berg aan literaire grootheden a la Eus en Noort, fenomenale zangers als dat binaire-koppel dat het Eurovisie Zingfestivalletje gaat winnen en redenaars als de scheldpygmee die dagelijks de Aschaffenburgse Zeitung vol compileert en waar hij afrekent met al die affreuze radicaal-rechtsen, maar ik heb het geluk dat ik aan de achterzijde van het centraal station mijn logement heb en zoals we allen weten ga je naar de kerk voor de toeristenkroegen en naar het station voor het gepeupel en gepaupel.
En wat een verademing. Old fashioned heroïnejunkies, niet van die fentanylzombies, die graaiend in de afvalbakken schuimbekkend op zoek zijn naar een restje dönner van de lokale Turk. Waarvan er ook veel zijn, Turreke. Overal Turreke. Tûter Turreke, Dönner Turreke en vooral heel veel dikke Turreke met heel veel dikke Turreke BMW’s en heel veel dikke Turrekese wijven die zwaar opgemaakt met een muil van hier tot de Bosporus op hun telefoon zitten te kijken.
Heerlijke stad, nu al. En waar ik eerder zei dat ik geen sjekel heb om mijn derrière te krabben, zo heb ik dit hotel dan weer geboekt met mijn nieuwe creditcard, want de oude is door ING geblokkeerd omdat er te weinig boeksaldo is. Geen idee wat dat inhoudt, maar na 20 jaar zakelijk klant geweest te zijn, zeg ik deze maand alles op bij die oranje hoerenbank.
Nu is de locatie dus fantastisch, met het raam open is er meer geluid waarneembaar dan wanneer je op een willekeurige landingsbaan van Schiphol zou gaan liggen, maar het is ook nog eens een kamer met een enorme pornospiegel die op het bed is gericht, en op de muur staat een pracht van een tegeltjeswijsheid:
Räuber schlafen später ein!
Wat zoveel betekent als “Overvallers vallen later in slaap”.
Lijkt me niet een slogan waar het lokale toerismebureau akkoord voor heeft gegeven. Goed, ik loop via de voetgangerstunnel naar het centrum waar je bij het weer buitenkomen bij de eerste frisse teug lucht gelijk wordt vergiftigd met de walmen van ongewassen hobo’s en wietwalmen. Er staat een kleine, dikke agent onverrichter zake wat te wuiven met zijn knuistjes, maar de tandeloze clochards die het veld moeten ruimen, lachen hem uit en gaan verder met wat ze aan het doen zijn. Wat dat is weet alleen onze lieve heer, want ze zijn altijd heel druk, maar het is niet dat je iets uit die handen ziet komen, jatogniettan.
Enfin, ik slenter verder, geniet van de stadse geluiden en de drukte na de natuurlijke rust in mijn bergdorpje en loop het stadspark in. Er is een biergarten, dus ik plof neer en bestel een halve liter Kellerbier want dat schijnt gezond te zijn vanwege het Reinheitsgebot en hoewel dat heel erg nazistisch klinkt, heeft het vooral iets te maken met de reinheid van het water en van schoon drinkwater met een beetje hop is nog nooit iemand slechter geworden.
Terwijl ik daar zo zit te geniesse kijk ik wat om me heen en gofferedulleme ik zie een freule zitten, twee bejaarden in een rolstoel, een soort Eva Braun op leeftijd, maar ook weer van die heerlijke linksmeisjes die even pauze hebben van het redden van de wereld en die nu de geneugten smaken van de kapitalistische weldaad, badend in die bliksemse zon die die witte sojahuidjes roodverbrand laat gloeien.
Wat een contrast! Wat een genot. Wat een stad. Should I move here?
De verrukking van de rozigheid van de biertjes zet ik voort op een bankje in het stadspark alwaar ik naar schildpadden – ja heus, er zitten hier schildpadden - kijk. Ze doen helemaal niets en dat is net genoeg. En dan maak ik een fout. Terwijl ik daar gelukkig zit te wezen, en dat is de laatste tijd uniek, dat ik gelukkig zit te wezen, spreek ik wat in voor de muze via WhatsApp. Dat was overigens niet de fout; ik sprak de lieftallige woorden dat ik sinds lang weer zo’n gevoel van geluk ervaarde, niet van volmaakt geluk, want zij was er niet bij, maar wel van geluk. Kort geluk. Simpel geluk. Lekker geluk. Maar toen opende ik dus dat o zo sociale vehikel van dat blauwe vogeltje en ik las enkel ende alleen ellende over de almaar groeiende intolerantie, haat en onvrijheid. Fout. Sukkel. Kut-Twitter.
Ik tik vervolgens iets op Instagram, met een foto van de schildpadden en een gekke eend, over dat ik de discussie over Zelensky en 4 mei links laat liggen en dat ik na 42 jaar (ik zei toch, ik ben inmiddels meer boomer dan senior millennial, maar dan fitter, ha!) mijn eigen herdenkingsdingetje wel doe.
Dit jaar is het in Duitsland, op de dag dat ik ’s morgens het Adelaarsnest passeerde. Hoe vrij wil je het hebben. En wanneer jullie dit lezen, viert Nederland bevrijdingsdag, op papier. Want er wordt niks gevierd. Vrijheid is tanende, oorlog is naderende.
Maar ik hou dit gevoel nog even vast. Ik ben deze avond, op 4 mei, dodenherdenking, in een Duitse stad even simpelweg gelukkig. Niemand valt me lastig, ik eet, ik drink, ik heb vannacht een bed, de zon scheen me overvloedig op mijn overvolle kop, ik denk en gedenk op mijn manier en morgen zien we wel weer verder.
Da’s vrij zijn.
"De zon schijnt, de hemel is diep-blauw, er waait een heerlijke wind en ik verlang zo, verlang naar alles... Naar praten, naar vrijheid, naar vrienden, naar alleen zijn."
Abonneren
Wil je meer van dit soort Brainfarts lezen? En denk je “ik gun die gozer wel een paar eurootjes zodat hij zijn schrijfsels blijft delen”. Dan kun je betalend lid worden en voorzie je mij van een beetje schrijvend bestaansrecht!
Subscribe hieronder, kies voor een maandabonnement, jaarabonnement (17% korting!) of sponsorship en ontvang als eerste (exclusieve) content.
Eenmalig doneren kan hier of met een directe overboeking naar NL70 BUNQ 2076 5623 89 t.n.v. Tjeerds Brainfarts. (en natuurlijk krijg je dan ook - tijdelijk naar rato - toegang tot betaalde content)
Mijn dank is groot en oneindig!